
Kinderwerkmethode (groep 1-8)
Doel
Het doel van de kinderwerkmethode is dat Kinderen leren leven met Jezus Christus. In de onderwijsmethode Doe maar is de juiste balans gevonden tussen het aansluiten bij het kind en het recht doen aan de Bijbelse boodschap.
De doelen van de methode zijn:
- de kinderen kunnen hun leven aan Jezus Christus geven;
- God verheerlijken;
- groeien in het leven naar bijbelse normen;
- zorg dragen voor elkaar en
- op een plezierige wijze met elkaar spelen en omgaan.
Onderbouw
Bij de onderbouw (groep 1 en 2 van de basisschool) is de methode vooral gericht op kennisoverdracht. Er wordt een basis gelegd voor het verdere programma door diverse bijbelverhalen aan de orde te stellen.
Het programma van de onderbouw is anders dan dat van de midden- en bovenbouw. Bij de onderbouw is de methode vooral gericht op kennisoverdracht. Er wordt een basis gelegd voor het verdere programma door diverse bijbelverhalen aan de orde te stellen. Zie voor meer informatie de inleiding van de onderbouw.
De kwaliteit van alle onderdelen kan verhoogd worden door de medewerkers gavengericht in te zetten. Daarmee wordt bedoeld dat de medewerkers daar (hoofdzakelijk) ingezet worden waar zij gaven en talenten voor hebben gekregen. De één doet bijvoorbeeld alleen de vertelling. Een ander doet het zanggedeelte en weer een ander neemt de verwerking voor zijn rekening.
In de onderwijsmethode wordt ervan uitgegaan dat er een aparte voordienst is voor de onder-, midden- en bovenbouw. Hiervoor is gekozen, zodat de kinderwerkers gavengericht ingezet kunnen worden en de kwaliteit daardoor hoger is. In deze voordiensten wordt met elkaar gezongen, gebeden, het verhaal wordt verteld en eventueel ondersteund door een dramastukje, filmpjes, PowerPoint presentaties e.d.
Na deze drie voordiensten gaat iedere ‘bouw’ in kleine groepen uiteen. Deze groepen bevatten tien tot vijftien kinderen. Daardoor is het mogelijk voor de leiding om voor ieder kind aandacht te hebben. In deze kleine groepen wordt aan het doel gewerkt door bijvoorbeeld: gesprekken, spelvormen, drama, quizzen of een werkje.
Midden- en bovenbouw
Voor de middenbouw (groep 3 tot en met 5 van de basisschool) en bovenbouw (groep 6 tot en met 8 van de basisschool) is gekozen voor handelings- en ervaringsgericht onderwijs. Deze werkwijze wordt uitgewerkt aan de hand van. De leiders begeleiden het leerproces van het kind door onder andere:
- de interesse te wekken;
- het op tijd van kennis te voorzien;
- het oefeningen aan te bieden;
- het te stimuleren en
- het geleerde in een groter kader te plaatsen.
Door deze elementen kan het kind God leren kennen, een keuze maken om Jezus Christus te volgen en met Hem te leven.
- De midden- en de bovenbouw behandelen tegelijkertijd dezelfde thema’s. De middenbouw behandelt de themablokken tot een bepaald niveau. In de bovenbouw wordt elk onderwerp (na drie jaar) nogmaals behandeld, maar het doel gaat een stap verder en het onderwerp wordt verder uitgediept.
Het kind moet het nut inzien van wat hij moet leren. Het moet relevant zijn voor zijn/haar leven. Als het kind de relevantie inziet en het leert er betekenis aan geven door het te ervaren en toe te passen in zijn leven, dan is het leerrendement hoog. Daarom is gekozen voor handelings- en ervaringsgericht onderwijs. Het sluit goed aan bij het onderwijs op de scholen. De leiders begeleiden het leerproces van het kind door onder andere de interesse te wekken (relevantie aan te tonen), het op tijd van kennis te voorzien, oefeningen aan te bieden, het te stimuleren en het in het grote kader te plaatsen.
De onderwijsmethode is opgebouwd uit zogenaamde themablokken. Een themablok heeft een eigen thema met een handelingsgericht (sub)doel. Een themablok bevat vier tot acht lessen. Zie voor een overzicht van de themablokken het meerjaren overzicht.
Er zijn twee soorten themablokken te onderscheiden. Ten eerste de chronologische themablokken. In deze blokken worden, gedurende het hele onderwijsplan, bijbelverhalen chronologisch aan de orde gesteld. Ten tweede de theologische themablokken. In deze blokken wordt een theologisch onderwerp aan de hand van verschillende bijbelverhalen behandeld. Dit zijn als het ware de bouwstenen van de geloofsleer, zoals besproken bij de doelen.
De middenbouw (groep 3 tot en met 5 van de basisschool) en de bovenbouw (groep 6 tot en met 8 van de basisschool) doorlopen na drie jaar weer dezelfde themablokken. De middenbouw behandelt de themablokken tot een bepaald niveau. In de bovenbouw wordt elk onderwerp nogmaals behandeld, maar het doel gaat een stap verder en het onderwerp wordt verder uitgediept.
Het doel van deze herhaling is: meer diepgang en het beter eigen maken van de handeling. Op deze wijze gaan de kinderen in zes jaar twee maal de Bijbel door.
De kwaliteit van alle onderdelen kan verhoogd worden door de medewerkers gavengericht in te zetten. Daarmee wordt bedoeld dat de medewerkers daar (hoofdzakelijk) ingezet worden waar zij gaven en talenten voor hebben gekregen. De één doet bijvoorbeeld alleen de vertelling. Een ander doet het zanggedeelte en weer een ander neemt de verwerking voor zijn rekening.
In de onderwijsmethode wordt ervan uitgegaan dat er een aparte voordienst is voor de onder-, midden- en bovenbouw. Hiervoor is gekozen, zodat de kinderwerkers gavengericht ingezet kunnen worden en de kwaliteit daardoor hoger is. In deze voordiensten wordt met elkaar gezongen, gebeden, het verhaal wordt verteld en eventueel ondersteund door een dramastukje, filmpjes, PowerPoint presentaties e.d.
Na deze drie voordiensten gaat iedere ‘bouw’ in kleine groepen uiteen. Deze groepen bevatten tien tot vijftien kinderen. Daardoor is het mogelijk voor de leiding om voor ieder kind aandacht te hebben. In deze kleine groepen wordt aan het doel gewerkt door bijvoorbeeld: gesprekken, spelvormen, drama, quizzen of een werkje.
Waarom deze Kinderwerkmethode?
De onderwijsmethode brengt het evangelie op een manier die aansluit bij het kind van nu. De kinderen leren Gods heilsplan kennen en toe te passen in hun leven; ze leren een relatie met onze Heer Jezus Christus aan te gaan en te onderhouden.
Gods heilsplan – van de schepping tot aan de toekomst – wordt zeer breed aan de orde gesteld. Zorgvuldig gekozen bijbelgedeelten zijn bij iedere les het uitgangspunt. De onderwijsmethode is uniek, omdat het de kinderen leert het evangelie in hun eigen leven te ervaren en het zich eigen te maken. Het is gelukt om – zonder concessies te doen aan de Boodschap – een programma te ontwikkelen dat aansluit bij de belevingswereld van het kind van de basisschoolleeftijd. De vorm waarin het evangelie wordt gebracht is op hen afgestemd.
De leiders van christelijk kinderwerk zijn in een andere tijd opgegroeid dan het kind dat zij onderwijzen. De meeste onderwijsmethoden van christelijk kinderwerk sluiten aan bij de leerstijl van de leiders, maar niet bij die van het kind. Deze onderwijsmethode is daarin anders. Het uitgangspunt van deze methode is telkens dat het aan dient te sluiten bij het kind. Dit betekent wel dat de leiders af en toe zelf een omslag in hun denken moeten maken. Zij moeten leren de boodschap, die zij op een bepaalde manier hebben geleerd, op een andere manier aan de kinderen te presenteren. Als het de leiders lukt deze omslag te maken, zullen zij zien dat de kinderen de boodschap begrijpen en haar zich eigen weten te maken.
Welke zaken zijn er veranderd ten opzichte van enkele decennia geleden? Moeten wij in al die ontwikkelingen meegaan of vasthouden aan hoe wij het hebben geleerd? Hieronder behandelen wij puntsgewijs enkele belangrijke veranderingen en geven daarbij aan hoe wij daarmee omgaan in deze methode.
A. De samenleving: een beeldcultuur
De kinderen worden voortdurend geprikkeld door oneindig veel mogelijkheden op het gebied van multimedia. Voorbeelden van multimedia zijn: (spel)computer, televisie, iPod, mobiele telefoon. Kenmerkend is dat het snel en flitsend is. Daarom worden de programmaonderdelen in deze onderwijsmethode kort en flitsend aangeboden, waarbij gebruik wordt gemaakt van mediamiddelen.
B. Kinderen: een grotere rol
De kinderen mogen mondiger zijn. Ouderen passen zich aan omdat een kind iets zegt of doet. Dit zie je ook weer terug bij kinderprogramma’s op de televisie. De dialoog met het kind wordt vaker gezocht, kinderen beïnvloeden met wat zij doen en zeggen de loop van het programma. Daarom wordt er in alle onderdelen van het programma – vertelling, liederen, verwerking e.d. – de interactie met het kind gezocht.
C. Leermethode: doen
De manier van leren op scholen is gewijzigd. Eerst werd hoofdzakelijk kennis aangeboden. Het kind moest daarna leren deze informatie toe te passen in het dagelijkse leven. Tegenwoordig staat het aanleren van handelingen en het ervaren van het geleerde centraal. Hierin vindt ook kennisoverdracht plaats, maar dat dient het doel om een handeling aan te leren. Het gaat niet meer om wat een kind weet, maar wat het kan. Daarom is deze onderwijsmethode gericht op het aanleren van handelingen. In verschillende stappen werken de kinderen naar dat einddoel toe.
D: Wereldbeeld: wat is waarheid?
Een belangrijk aspect van een veranderd wereldbeeld is dat ‘waarheid’ niet meer zo vaststaat als decennia geleden. ‘Waarheid’ is pas waar als iemand het heeft ervaren. ‘Waarheid’ wordt bepaald door een individu of een groep mensen. Ook op het gebied van het geloof speelt dit verschijnsel een rol. Een individu bepaalt zelf hoe hij/zij wil leven en wat hij/zij wil geloven. Het geloof wordt door een persoon zelf samengesteld.
In deze verandering gaan wij maar gedeeltelijk mee. De kinderen worden aan het denken gezet, door geloofselementen te ervaren, te doen en te reflecteren op hun handelingen. Door deze ervaringen en gedachten kunnen zij uiteindelijk zelf kiezen om God te geloven, de Heer Jezus Christus te aanvaarden in hun leven en Hem te gaan dienen.
Voor ons is echter de waarheid vaststaand. Wij geloven dat Christus De Waarheid is. Alles wat God zegt, is waarheid. Het evangelie, zoals ons dat in de Bijbel wordt geopenbaard, staat vast. In de onderwijsmethode wordt dan ook een zo volledig mogelijk beeld getoond van Gods heilsplan. De kinderen leren de basiselementen zo goed kennen.
Conclusie: de vorm moet veranderen!
In deze methode is de juiste balans gevonden tussen het aansluiten bij het kind en het recht doen aan de bijbelse boodschap.
Bij het maken van de onderwijsmethode gebruiken wij een vorm die zoveel mogelijk aansluit bij het kind van vandaag. Er wordt gewerkt met multimedia, de dialoog met het kind wordt gezocht, het kind ervaart wat geloven is en het kind leert het geleerde toe te passen in zijn of haar eigen leven. De inhoud van Gods boodschap wordt echter op geen enkele wijze aangepast. Het verkondigt duidelijk de bijbelse boodschap van het heil dat wij aangeboden krijgen in de Heer Jezus Christus. De inhoud is het oeroude Evangelie. De vorm is eigentijds.